Sint-Maartenskathedraal

De Sint-Maartenskerk werd volledig verwoest in W.O.I. J. Coomans was verantwoordelijk voor de wederopbouw vanaf 1922 op basis van vooroorlogse opmetingen en restauratieplannen. Het gebouw is een trouwe weergave van de vroeggotische 13de-eeuwse kerk. De kerk is volledig toegankelijk en elke dag te bezoeken. De toren is niet toegankelijk.

De originele kerk bestond uit een koor, opgetrokken in 1221-1251, het schip en de noorderkruisbeuk, gebouwd in 1254-1266, het zuidertransept, opgetrokken ca. 1300, en de westertoren die erbij kwam in 1433-1470.
De kerk vertoont een veellobbig uitzicht. De materialen zijn ongeveer even gedifferentieerd als die van de oude kerk. De spits op de vierkante westertoren is een toevoeging van tijdens de heropbouw. De toren heeft een onderbouw van natuursteen, die vanaf de tweede geleding overgaat in baksteenmetselwerk waarin natuursteen voorkomt voor hoekblokken en versieringen. De middenbeuk, de zijbeuken en de transepten worden per travee gemarkeerd door stuttende luchtbogen. De kruising draagt een houten dakruiter. De geaccentueerde zuidelijke transeptgevel heeft een stenen onderbouw die overgaat in baksteen voor de twee geledingen en de geveltop geflankeerd door traptorentjes. Het zware koor uit natuursteen verwijst naar de vroeggotische stijl.
In het interieur is natuursteen ruim gebruikt voor structurele onderdelen en het parement. In het schip zijn de traveeën geritmeerd door stenen scheibogen op zuilen. Daarboven bevinden zich een triforium tussen loofwerkfries en bovenlichten. De kruisribgewelven zijn uit gele baksteen. In de zuidelijke zijbeuk worden de zandstenen ribben opgevangen door drieledige colonetten; de noordelijke zijbeuk wordt geritmeerd door halfzuilen. Bundelpijlers markeren de kruising. De ruime koorpartij heeft zijkapellen en vijfkantige absidiolen.
Ondanks de verwoesting werden nog vele kunstschatten gered en na de wederopbouw in de kerk teruggeplaatst. De praalgraven in het koor zijn van Ieperse bisschoppen (16de-17de eeuw). Een vloersteentje draagt het jaartal 1638, het jaar van Jansenius' overlijden. Het meubilair is grotendeels ontworpen door J. Coomans in een eclectische Romaans-gotische stijl: het hoogaltaar, het altaar van Onze-Lieve-Vrouw van Thuyne met een gepolychromeerd wonderbeeld, de marmeren preekstoel met bronzen taferelen, de biechtstoelen, het stenen doksaal.

Wanneer

Altijd open

Prijs

Gratis

Meer info